Heb je dat ook wel eens? Een besluiteloze dag? Zo’n dag waarop je maar geen keuze kunt maken uit de gerechten van je favoriete restaurant? Of het omgekeerde, dat je je bij het dagmenu - wat een gebrek aan keuzevrijheid betekent - juist afvraagt of dat wel bij je ‘mood of the day’ past? Mij kan het wel eens overvallen. Kieskeurig als ik ben, wil ik mijn keuze zelf maken en niet laten afhangen van mijn tafelgenoten. En voor ronkende suggesties van de ober, ben ik vaak net iets te wantrouwig. Eigenlijk wil ik precies voorgeschoteld krijgen dat op dat moment bij mijn ‘staat van zijn’ past. Klinkt dat onmogelijk? Think again, want tot in de late Middeleeuwen was dit de normaalste zaak van de wereld. Toen aten ze nog volgens de humorenleer.
Sofie Van Den Bossche is al meer dan vijftien jaar actief in het speelveld van culinair toerisme. Als expert bij ToerismeVlaanderen versterkt ze de reputatie van Vlaanderen als culinaire reisbestemming. Voor Food Inspiration schrijft ze over wat haar bezighoudt. Dit keer laat ze zich inspireren door de voedingsleer van de oude Grieken.
De humorenleer?
De humorenleer gaat uit van de gemoedstoestanden van de mens. Volgens de oude Grieken werd onze gemoedstoestand bepaald door vier lichaamssappen, humores in het Latijn. Het ging om bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Bij elke persoon is de verhouding van die lichaamssappen anders. Op basis van de sapverhouding werden personen ingedeeld in vier temperamenten: flegmatisch, cholerisch, sanguinisch en melancholisch. Het temperament werd bepaald door de stand van de sterren op het moment van de geboorte.
Herken jij jezelf?
Sanguinisch: vurige types, energiekelingen, de eeuwige optimisten. De populaire collega die blaakt van het zelfvertrouwen maar misschien soms iets te impulsief is. Volgens de humorenleer bevatten deze personen een overheersende hoeveelheid bloed (sanguis).
Cholerisch: hierin herken je het Franse woord colère, boosheid. Ik moet zelf meteen aan Louis de Funès denken. Een Franse acteur die de kijkers van zijn films aan het lachen bracht met zijn driftbuien, energie, grote ambities en rusteloosheid. Dit opvliegende temperament zou te wijten zijn aan de aanwezigheid van veel gele gal.
Melancholisch: dit zijn vaak de introverten onder ons. Rustig, analytisch en voorzichtig. Soms wat neerslachtig. In het Grieks betekent melas zwart en chole gal. Deze ‘zwartgallige’ personen hebben een teveel aan zwarte gal.
Flegmatisch: dit zijn mensen met een teveel aan slijm. Ze zijn rustig en aandachtig. Doorgaans zeer rationeel, tolerant, consistent en loyaal.
Het bijzondere van de humorenleer is, dat de basis gelegd werd door Hippocrates omstreeks 460 voor Christus. Hippocrates is alom bekend als de Griekse arts en grondlegger van onze Westerse geneeskunde. Hij maakte vanuit zijn overtuiging dat een diagnose gesteld moest worden op basis van natuurlijke symptomen, korte metten met het geloof in bovennatuurlijke krachten. Zo plaatste hij de geneeskunde boven de religie.
Het Centrum voor Agrarische Geschiedenis in Leuven (België) wees me erop dat de humorenleer van Claudius Galenus verder bouwde op deze overtuiging en daarbij de brug sloeg naar de voedingsleer. Opvallend genoeg was de kijk op voeding vroeger veel ‘medischer’ dan nu. Dat wil zeggen, voeding speelde een veel belangrijkere rol in de behandeling van kwalen, klachten en ziekten dan nu. Voeding werd - ook preventief - ingezet om de vier humoren of lichaamssappen beter in evenwicht te brengen. Dat kon doordat elk sap zijn eigen kenmerken had, net zoals voedingsmiddelen. Zo is slijm koud en vochtig. Net als vis. Had je een tekort aan slijm en was je daardoor flegmatisch, dan was het advies om vis van je menu te schrappen. Of om de vis zo te bereiden en te kruiden dat het gerecht warmer en droger werd.
Het doet wellicht denken aan de Ayurvedaleer, één van de oudste geneeswijzen uit India, waarin voeding een belangrijke rol speelt. In het Westen en in onze Lagen Landen heeft de humorenleer de kijk op gezondheid en voeding eeuwenlang sterk bepaald. Pas vanaf de 17e eeuw begon de invloed van de leer wat af te zwakken. De leer rijmde niet langer met de katholieke godsdienstige gewoontes, die er onder het mom van vasten en strikte onthoudingsdagen andere voorschriften op nahield. Daarnaast werd voeding door de eeuwen heen ook steeds meer een statussymbool en een manier om het verschil tussen arm en rijk aan te geven.
Vandaag de dag is de kloof tussen onze gemoedstoestand en wat we eten groot. Wel bestaat er zoiets als comfort-food, maar wat betekent dat eigenlijk? En raakt dat nog aan de beginselen van de humorenleer? Welke chef heeft hier nog kennis van? Wie serveert mij een maaltijd die mijn melancholische bui kan temperen? Welk dieet gaat ervoor zorgen dat ik vol energie en zelfvertrouwen deze column doorzend?
Zou het niet fantastisch zijn dat je uit eten kunt gaan in een restaurant en enkel hoeft te vragen: “Ik had daarnet een enorme driftbui en nu voel ik me zeer rusteloos. Wat kan de chef me aanbevelen?"