Ik wacht er al maanden op, maar de afgelopen weken leefde ik er actief naartoe: de dans in de keuken. Iedere werkdag hoopte ik dat het druk ging worden, maar een blik op de hemel leerde steeds maar weer dat het tegen zou vallen. Weer geen volgeboekt terras. Tot dit weekend. Lekker zonnetje, blauwe hemel, terras open tot 20.00 uur. Eindelijk!
Foto door: Nina Slagmolen
Het is paradoxaal, maar waar. Van die lange dagen niets doen werd ik hondsmoe. Die vijf gasten bestellen niet genoeg om de pijn uit je voeten te verdrijven. De nieuwssites hebben op een gegeven moment niets nieuws meer te vertellen. Mise-en-place is een lastig verhaal, want de opslag staat wel vol en het is ook zonde over vier dagen alles weer weg te gooien.
Dan arriveert de eerste tafel, dat is nog niet zo spannend. Daarna slaat de bonnenprinter op regelmatige intervallen aan. Vroeger (zo voelt pre-corona) kreeg ik het geluid op de weg naar huis niet uit m’n hoofd, nu is het bijzonder welkom. Het luidt een trance in, een dans met m’n collega.
Hij schuift de vis en groentegarnituren in de oven, ik begin aan de risotto. We draaien om elkaar heen, hij gaat verder met de kokkeltjes, ik serveer de eerste voorgerechten. Later komen we stilzwijgend in een ritme waarin hij de gerechten afmaakt, ik zorg dat we bijblijven met nieuwe bonnen.
Af en toe een blik naar de bediening: zijn alle gasten tevreden?
Ja? Mooi, en door.
We staan elkaar niet in de weg, veel woorden hebben we niet nodig. De tijd vliegt voorbij, hoeveel tafels we hebben meegegeven kan ik niet zeggen. Ik heb het gepocheerde ei klaarstaan dat hij nodig heeft. Ik ben de salade vergeten, maar daar is hij al mee bezig. Hard werken is het wel, maar dat versterkt het gevoel dat ik heb als de laatste tafel mee is: dit heb ik zó gemist.
En dat biertje na afloop.
Oh dat biertje!
Is dat niet het lekkerste dat ik ooit geproefd heb?