Laat ik beginnen met een bekentenis: ik hield ervan op luchthavens een hamburger te eten. Het leek op de betoverende lokroep van een zeemeermin, die ik als reiziger van de wereldzeeën niet kon weerstaan. Zelfs nu ik erover schrijf, loopt het water me in de mond en zoemt in mijn hoofd dat mooie Vlaamse woord ‘goesting’. Maar toch is die liefde bekoeld.
Rik Vera is een veelgevraagd keynote spreker, auteur en adviseur op het gebied van extreme klantgerichtheid en veranderende bedrijfsmodellen. Hij geeft als trendwachter zijn kijk op de wereld en schuwt het daarbij niet om heilige huisjes omver te schoppen. In deze column deelt hij zijn verbazing over twee bijzondere opeenvolgende gastvrijheidservaringen.
Het ging me niet om de sappige kwaliteit van het vlees, de buitenaards goede smaak van het broodje met sesamzaad of de dagverse knapperigheid van de sla, maar wel om de onstuitbare drang om onbeschaamd mijn tanden te zetten in iets waar mijn smaakpapillen, mijn maag en zelfs mijn ziel, jankend om smeekten. Het eten van een hamburger met friet op een luchthaven voelde als een warm bad na een ijzige tocht. Het verlangen naar de smaak van die hamburger leek steeds sterker te worden, al naargelang ik mij een weg baande langs alle afmattende wachtrijen, stressvolle controles en schreeuwerige kleuren en geuren van de duty-free shops. Mijn hele wezen wist dat na alle inspanningen ik mezelf zou belonen.
Het is ironisch dat je dit soort intense goesting nooit voelt als je een driesterrenrestaurant binnenstapt en dat je nooit zo zult watertanden van een groen artistiek uitgesmeerd zalfje met een onooglijk klein vierkantje vlees en wat kunstzinnig gestapelde groentjes geserveerd op een handgedraaid bord. Je weet dat dit in je mond een ongekende sensatie zal worden, maar het is toch een heel ander gevoel.
"De romance tussen mij en de hamburger op de luchthaven is bekoeld. Hoe dat komt? Door die vervloekte touchscreen-bestelzuil die ineens tussen mij en het begeerde comfort food staan."
Een gevoel dat ik zelf nog nooit heb gezocht op een luchthaven. Onderweg naar het vliegtuig liep ik consequent de saladebars, de organische ditjes en de vegan datjes voorbij. De route ging steevast in een rechte lijn naar de vertrouwde dubbele gouden bogen, om daar met besmeurde handen een portie ongezond junkfood uit een kartonnen doos in de mond te proppen en mijn hemd vol te spetteren met mayonaise en vet, ondanks het gebruik van vijf servetten.
Ik hield ervan. Maar de romance tussen mij en de hamburger op de luchthaven is ernstig bekoeld. Ze is zelfs over. Hoe dat komt? Door die vervloekte touchscreen-bestelzuil die ineens staat tussen mij en het begeerde comfort food. Dan sta ik voor zo’n scherm, met het kwijl in mijn mond, maar ik kom er niet toe dat ding te gebruiken.
Ben ik dan tegen digitaal en schermen? Helemaal niet, integendeel zelfs. Ik ben een digifiel, verslaafd aan mijn schermen, ik leef mijn leven vanuit mijn smartphone. Maar er is iets met dat scherm van zo’n bestelzuil wat me afstoot: ik voel me voor dat digitale apparaat geen mens meer, maar een zielloos radertje in de aansturing van een kille machine, waar aan de ene kant vlees ingestopt wordt en aan de andere kant mijn digitale centen. Dat mechanisme was er altijd al, dat weet ik wel, maar nu ik het zie en ervaar, vergalt het mijn appetijt. Ik slik dan het kwijl weg en denk: “toch maar beter niet.”
Nu ja, ik ben misschien ook een atypisch persoon. Ik ben de 60 voorbij, maar probeer het leven te leiden van een hyperactieve dertiger. Dat kun je dwaas en onverstandig noemen. En dus troost ik me met de gedachte dat ik nu zonder al die hamburgers op luchthavens wat gezonder leef en misschien ook wat langer. Met dank aan de bestelzuil.
Rik Vera is een van de vaste inspiratoren van Food Inspiration. Lees hier ook zijn eerdere column over oprechte gastvrijheid »