Ook Food Inspiration’s hoofdredacteur Hans Steenbergen heeft zijn tegenslagen. Een verhaal over hoe hij een ingrijpend Kerstfeest meemaakte dat zijn leven op zijn kop zette.

“Ik heb nooit eerder in het ziekenhuis gelegen. Ben nog nooit door een specialist behandeld. Ik voel me onoverwinnelijk en weet zeker dat de dood voor later is, als ik het leven tot de laatste druppel vreugdevol heb uitgeperst. Totdat ik in de vroege nacht van tweede Kerstdag 2015 met gillende sirenes om 01.15 wordt afgevoerd…

 

 

Olifant op mijn borst, koud zweet gutst van mijn lijf, pijn in mijn kaken, slappe knieën…Wat is er aan de hand? Het gaat niet goed. Dit ken ik niet. Ik heb wel eens eerder kramp gevoeld in de borststreek maar dit is anders. Ik stap uit bed. Vanuit mijn borst worden mijn nekspieren aangespannen en mijn kaken ingesnoerd… Wat is dit? Ik kan nog net mijn jeans aantrekken omdat ik weet dat ik hulp nodig heb. Ik zeg tegen mijn vriendin dat ze 112 moet bellen en dan word ik overspoeld door een golf van misselijkheid en ga ik duizelend onderuit in de slaapkamer.  Baf… daar lig ik op de koude vloer, gutsend van het zweet, in ontbloot bovenlijf. Wat gebeurt er met me?

 

Is dit het Hans? Eindigt het zo? Geen verzet, geen spijt, alleen maar overgave.

 

In het kwartier dat volgt tussen redding en radeloosheid staat de deur naar de dood op een kier. Met een zacht briesje open gewaaid, gastvrij, uitnodigend, fluisterend.  Ik heb het koud. Ik hoor flarden van een telefoongesprek. “Er moet nu een ambulance komen… Moet ik hem op zijn zij leggen? Hoe lang duurt het nog? Wat moet ik doen?!” Ik hoor de slaapkamerdeur van de kinderen van mijn vriendin opengaan… ”Het gaat niet goed met Hans, de ambulance is onderweg, ga maar vast naar beneden.”

 

Ik begin aan een glijvlucht, een gewichtloos afdrijven naar iets dat ruimer en groter is. Ik weet niet waar die olifant is heen gegaan maar op mijn borst zit hij niet meer.  Ik voel me licht. Het is alsof ik op een luchtbed lig, wiegend en deinend op een azuurblauwe oceaan en dan zachtjes opstijg naar doorzichtig witte wolken. Is dit het Hans? Eindigt het zo? Geen verzet, geen spijt, alleen maar overgave. Ik heb geen controle meer, ik moet het los laten, dit is groter dan ik ben, hulpeloos wachtend op wat komen gaat.

 

Maar plotseling wordt mijn zweefvlucht onderbroken. De deur beneden wordt opengedaan. Ik hoor snelle voetstappen op de trap, stemmen, bent u er nog… Waar zit de pijn? De olifant is terug en nestelt zich weer op die onbehaaglijke plek op mijn borst. Ik heb geen idee wat er gebeurt maar ik merk dat ik medicatie in mijn aderen krijg gespoten en de druk neemt af. Dan wordt er gezegd dat ik een hartinfarct heb, dat ik wakker moet blijven, dat ze me mee nemen naar het ziekenhuis.

 

Ik hoor dat de brandweer wordt gebeld voor hulp omdat ze me veilig naar beneden willen dragen. Ik krijg een deken over me heen en er wordt een brancard onder me geschoven. Sterke mannen arriveren en dragen me de trap af naar buiten. Door mijn oogharen zie ik het blauwe zwaailicht de kerstnacht kil oplichten en voor het eerst van mijn leven ben ik een patiënt, en in een ambulance op weg naar het ziekenhuis.

 

Een deel van mijn hart zit zonder zuurstof en het protesteert zoals alleen het hart dat kan doen: overweldigend en pijnlijk.

Mijn kinderen worden gebeld met het verzoek om onmiddellijk naar het ziekenhuis te komen, maar ik krijg er niets van mee; ik weet niet of ik levend aan zal komen en opnieuw besef ik dat dit moment niet meer in mijn handen is. Het is te groot, te overweldigend. Ik geef de regie uit handen en er is dit moment dat door me heen waait: 56 jaar en dit zou zomaar het afscheid kunnen zijn. Een golf van liefde overspoelt me. Op weg naar de operatiekamer vertel ik mijn vriendin dat wat er ook gebeurt, ik van haar hou. En dat als ik het niet red, mijn keuze voor haar de juiste is geweest. Dat ze dat nooit moet vergeten. Met tranen in mijn ogen laat ik haar hand los.  

 

In de operatiekamer wacht de cardioloog op me. Ik ben er bij en ook weer niet. Ik weet wat er gebeurt maar het gaat langs me heen. Een gordijntje hangt tussen mijn hoofd en mijn romp. Op een scherm zie ik dat ze via de pols met een instrumentje naar de kransslagaderen toe gaan. Er wordt contrastvloeistof ingespoten dat gloeiend zijn weg vindt in mijn lichaam en ze vinden een ader naar mijn hart die is geblokkeerd. Een deel van mijn hart zit zonder zuurstof en het protesteert zoals alleen het hart dat kan doen: overweldigend en pijnlijk.

 

 

Rustige stemmen van doctoren. Ik vang het woord ' dotteren' op. Ik voel de kramp verdwijnen. Maar dan klinkt er dat de ader even wordt afgesloten en dat dit vervelend kan zijn. En ik denk: het zal allemaal wel. Schiet maar op. Ik ben er klaar mee. De olifant rent weer dreunend mijn richting op, maar de druk is van korte duur dit keer. De stem vertelt dat ik twee stents krijg en ik zak weg in een roes met gedachten en emoties. Na de ingreep wordt het gordijn weggehaald en komen de artsen bij het hoofdeind van het operatiebed staan. Ik ben aanwezig genoeg om de informatie op te nemen. Ze tonen me op twee schermen naast elkaar de kransslagader vòòr en na de behandeling. De droge bedding is weer gevuld met bloed, de pijn is verdwenen; met tranen in mijn ogen word ik met bed naar een kamer gebracht.

 

En dan begint het grote herstel.

 

 

Het is nu juni 2018. Tweeëneenhalf jaar geleden lag ik op de vloer te spartelen van de kramp. Ik ben er weer. Ik slik dagelijks medicijnen om het risico op herhaling zo klein mogelijk te maken: bloedverdunners, cholesterolverlagers en bloeddrukverlagers.

 

Een paar dagen na mijn infarct, als het nieuwe jaar 2016 begint, slaat de vermoeidheid toe als een ernstige naschok. De nasleep ervan duurt tot in late herfst van dat jaar. Een maand lang na de ingreep mag ik geen auto rijden. Elke dag ga ik wandelen, steeds een stukje langer. Eind januari - het is een zachte winter in 2016 - loop ik meer dan 10 kilometer per dag als voorbereiding op de 'fietstest', die moet gaan uitwijzen hoe fit ik ben. En ik ben in vorm. Vastgesteld is dat ik geen schade heb aan mijn hart.

 

Ik ben niet dezelfde. Hoe gedreven ik ook werk aan mijn herstel, ik merk dat er iets in mijn emoties veranderd is.

 

Via het ziekenhuis wordt me een trainingsprogramma aangeboden van acht lessen in hun sportschool om je nieuwe grenzen te leren kennen: fietsen, wandelen, roeien, hardlopen. Twee keer per week meld ik me met een aantal lotgenoten bij de coach die me langzaam weer vertrouwen geeft in de kracht van mijn lichaam. Ik geniet van het bezoek dat ik krijg, de lieve kaartjes, fruitmanden en fijne berichten. Ik check dagelijks mijn mail in de ochtend en pleeg zo nu en dan wat telefoontjes. De tweede helft van februari ga ik twee keer per week naar kantoor. In maart houd ik mijn eerste presentatie voor de Food100 bij de Verspillingsfabriek in Veghel. Eind april 2016 pak ik voor het eerst na mijn infarct weer het vliegtuig naar San Francisco om het Google Food Lab bij te wonen. Wel vlieg ik eerder dan gebruikelijk om een aantal dagen te acclimatiseren voordat de conferentie begint. En zo vult de agenda zich langzamerhand weer met afspraken, brainstorms, presentaties, video's maken, schrijven, reizen, vergaderingen en andere werkzaamheden.

 

 

Maar toch is het niet hetzelfde. Ik ben niet dezelfde. Hoe gedreven ik ook werk aan mijn herstel, ik merk dat er iets in mijn emoties veranderd is. Ik merk dat ik niet bij mijn gevoel kan komen - alsof er een slot op mijn hart is gezet en ik de sleutel niet kan vinden.

Mijn gevoel, mijn intuïtie, mijn kompas laat me in de steek: ik denk met mijn gevoel, ik analyseer mijn intuïties en vaar op mijn sensoren. Dat wat altijd bij me was, waar ik op vertrouwde. Ik zit op slot.

 

Ik bouw een muur om mijn hart, laat niemand meer toe, zelfs ik zelf kan er niet meer bij komen. Ik en boos...ik voel me in de steek gelaten, alsof mij onrecht is aangedaan. Ik voel me minder man, ik vraag me af ik nog van waarde ben voor ons bedrijf, ik kon het tempo niet bijbenen. Ik zoek hulp bij een psycholoog die ik goed ken, en door de  gesprekken gaan de ramen weer een beetje open. “Het herstel kost tijd, dat kost minstens een jaar, voor een gedreven man als jij bent is dit een zwaar proces, wees vriendelijk en mild voor jezelf.”

 

Er is meer in het leven dan je werk goed doen. Ik heb meer nodig dan alleen fysiek en mentaal herstel.

 

Ik moet beter voor mezelf  gaan zorgen. Het borrelen en praten tot in de late uurtjes - wat regelmatig voorkomt in mijn werk - wil ik minderen. De 50.000 kilometer per jaar in de auto moet naar beneden. Ik moet goed letten op mijn reisschema's. Een dag in de week vrijhouden om thuis te werken. Ontspanningsoefeningen doen. Nog gezonder eten. Twee keer per week naar de sportschool. En blijven voetballen op dinsdagavond.

 

Een nieuwe Kerst komt, een jaar na mijn verblijf in het ziekenhuis. Het voelt bijzonder, emotioneel, zelfs angstig. De herinnering keren terug en de pijn op mijn borst die ik opnieuw voel, verlamt me. Tussen Kerst en Oud & Nieuw ga  ik ongerust naar de huisarts die een hartfilm maakt: niets aan de hand - u heeft last van een opkomende verkoudheid - ik begrijp uw ongerustheid maar die is niet nodig - en ik dankte hem - met heel mijn hart. Ik stap uit de praktijk de frisse decembermiddag in en ik voel een enorme opluchting. Aha, mijn gevoelige geest op wiens inzichten en observaties ik altijd heb vertrouwd, kan het mis hebben. Niets aan de hand, het gaat goed, lekker. En ik ga een heerlijke vakantieweek tegemoet op Texel.

 

Maar toch. Er is meer in het leven dan je werk goed doen. Ik heb meer nodig dan alleen fysiek en mentaal herstel. En ik weet dat als geen ander. Mijn hart gaat nog niet open zoals ik wil. Er hangt een krans van verbetenheid omheen, alsof het voortdurend aan het werk is om zich te herstellen van die grote klap. Het gunt me geen tijd voor ontspanning, geen ruimte voor liefde; en het ontvangen en geven in relaties wordt met efficiëntie geregeld en niet - zoals ik gewend ben - gul en intens. Ik mis mijn empathie. Die wonderlijke eigenschap die mij onmiddellijk doet begrijpen hoe mensen en situaties in elkaar steken, die sneller dan welke gedachte dan ook duidelijk maakt waar spanning en disbalans is en die mij helpt creatief te zijn, humoristisch en verbindend.

Er is een bijzonder weekend voor nodig om mijn boosheid op te laten lossen. In een oud Klooster in Brabant land ik weer in mijn lijf met 20 andere mensen die allemaal met hun eigen redenen zijn gekomen om iets te hervinden of achter te laten. Het zonnescherm dat over mijn hart gespannen is, is opgehaald. Ik kan de stralen weer laten schijnen en sta zelfs toe dat anderen erdoor verwarmd worden. In de interactie is weer sprankeling en beweging, tussen geven en ontvangen zit weer gevoel en zelfvertrouwen.

 

Ik ben goed op weg.”