Hij eet om te fietsen. Zij fietst om te eten. Samen trappen ze deze zomer over één van de oudste pelgrimspaden van Europa. Een route van bijna duizend kilometer door vier Spaanse provincies, tweeëndertig steden, dorpen en gehuchten. Veel kans om iets lekkers te eten of te drinken. Dat is het plan in ieder geval. Chef Sheila Struyck vertelt wat er zoal op het menu stond. Een reisverslag in 11 culinaire hoogtepunten.
Het plan: fietsen van gerecht naar gerecht
Jasper fietste eerder al eens in drie maanden 5.000 kilometer, van Canada naar Mexico. Ik kan alleen bogen op een weekje Pieterpad en de Pirinexus, 350 km door de heuvels van Noord-Spanje. Hijgend en puffend achter hem aan ploeterend. Dat smaakte niet naar meer. Maar toen las ik ‘One more croissant for the road’. Daarin fietst receptenschrijver Felicity Cloake dwars door Frankrijk in het spoor van klassieke gerechten. Vol enthousiasme vertel ik Jasper erover. Hij ziet zijn kans schoon. Wat dacht ik van de Via de la Plata, ofwel de zilverroute, door Spanje, bij de grens met Portugal? Van Sevilla naar Gijón. Dat is nog eens het nuttige met het aangename verenigen: elke dag lekker eten en drinken zonder weegschaalangst.
Ik bekijk de route en inderdaad, een aantal steden die de route aandoet zijn culinair erfgoed, dus dat wordt feest. Ook omdat ik dit keer een nieuwe, lichtgewicht, babyblauwe carbonfiets met grotere wielen heb. Na de laatste trip vertelde Jasper me achteraf doodleuk dat ik met de 26-inch banden van zijn oude mountainbike, natuurlijk veel harder moest trappen dan hij. Voor ons vertrek dender ik een paar keer de heuvels bij ons Spaanse huisje af en rijd ik een rondje. De fiets is fantastisch, mijn conditie niet zo.
Een pelgrimstocht met intentie
We stappen in de hogesnelheidstrein met de fietsen gedemonteerd in grote schoudertassen gepropt. Doodnerveus zijn we, want “als de derailleur – waar je mee schakelt – op de grond valt, kun je de hele reis wel vergeten.” In mijn hakkelige Spaans overtuig ik de conducteur om onze fietsen tijdens de zes uur durende treinrit veilig achter slot en grendel te zetten. Het geeft me tijd om me wat meer te verdiepen in de eeuwenoude pelgrimsroute. We hebben het boekje Cycling the Ruta Via de la Plata van John Hayes. Ik lees in het reglement dat om je pelgrimsdiploma te krijgen, je de tocht vanuit een “christelijk sentiment” hoort af te leggen, “gemotiveerd door devotie, intentie of meededogen.” Ik stoot Jasper aan. Wat zijn intentie is? Hij mompelt: “Van het landschap genieten…”
Dag 1 - Slakken in Sevilla
De trein komt om zeven uur ‘s avonds in Sevilla aan. Het is warm. De stad zit vol met studenten die hier Spaans komen studeren en met een klein budget overleven op de gratis tapas die ze bij hun drankjes krijgen. Ik wil naar de hippe Macarena-wijk, waar veel locals komen. Op zoek naar de befaamde tapas bij La Fresquita en Bar Casa Morales. En vervolgens eindigen bij de delicatessezaak Casa Moreno, met ergens achterin een barretje. Voor de beroemde asperges in sherry. Maar de 800 meter die we te voet van het station naar het hotel moeten afleggen, met een fiets van ‘maar’ 12 kilo over de schouder, blijkt pittig. Eerst sleutelen op de hotelkamer. Er hangt veel van af of dit lukt. Na een lang uur, met luid en hoogoplopend ‘overleg’, volgt een geslaagd proefrondje. Maar de Macarena blijkt verder dan gedacht en Jasper is inmiddels behoorlijk hangry. Het plan om het toeristengebied te mijden en op zoek te gaan naar de authentieke niet-toeristische gastro-belevenis lijkt direct in het water te vallen. Zonder nadenken lopen we het hotel uit en slaan twee keer rechtsaf.
Het is veel te vroeg, in Sevilla eten ze pas om half tien. We lopen op goed geluk El Cateto binnen, de enige zaak waar wat te doen lijkt. We krijgen ijskoud pils geserveerd en een schoteltje kleine slakjes die je met een tandenstoker uit hun huisje peutert. Gestoofd in een bouillon met peper en ras al hanout. We eten ons door de kaart heen. Kraakverse sardines in zuur met guacamole, ragstrak geserveerd op een stuk getoaste brioche. De torta de Ines Rosales, blijkt gemaakt van een soort biscuit met anijs en olijfolie, en wordt geserveerd met veldsla, sinaasappel en blauwe kaas. De artisjok is gevuld met foie en geserveerd met geschaafde iberico. Een glaasje groene slakkenbouillon, vol collageen, volgt. Aan deze gerechten kan de gemiddelde gastrobar in Nederland een puntje zuigen. Dat belooft wat voor het vervolg van onze reis.
Dag 2 - Salmorejo in El Real de la Jara
We gaan op weg. Al mijn spullen zitten in een puntzak onder het zadel. Extra fietsbroek, tweede shirt, jasje, petje, broek en t-shirt voor ‘s avonds, toilettas, een powerbank en een regenjas, al zal die vast niet nodig zijn. We volgen de routeaanwijzingen voor de etappe van 90 kilometer naar El Real de la Jara. Het boek waarschuwt dat de etenstijden van de Spanjaard niet passen bij die van een fietser. We toeren door olijvenboomgaarden en langs wijngaarden. We zien weinig dorpen en al helemaal nergens broodjes te koop. Uiteindelijk vinden we een restaurantje met een menu del día: een salade, gefrituurde vis, friet en een yoghurtje toe, alles met uitzicht op de nestelende ooievaars in de kerktoren. Het is voldoende brandstof voor de off-road route die volgt, dwars door natuurgebieden en over bergkammen, waarbij we soms zelfs stukjes moeten lopen omdat ze zo steil zijn. Het regent pijpenstelen als we ons – verder verlaten – hotel bereiken. “Hup, onder de douche, warm worden, droge sokken aan en op stap dan drogen je schoenen. Hang de rest van je spullen goed uit”, gebiedt Jasper.
Het enige restaurant – annex disco – in het minidorp is open, maar eveneens verlaten. Iets kiezen van het krijtbord met gerechten kan niet. De eigenaar laat wat plaatjes zien op Google. We roepen verrukt dat het heerlijk lijkt, al hebben we geen idee wat we geserveerd gaan krijgen. Niet veel later verschijnen er twee traditionele gerechten op tafel. Salmorejo blijkt een koude romige soep, verwant aan gazpacho, en gemaakt met olijfolie, witbrood, rijpe tomaten en knoflook. Het wordt gevolgd door een kikkererwtenstoofpot, ‘potaje de garbanzos’. Bingo zonder te zoeken!
Dag 3 - Tinto de Verano in Zafra
Na uren rijden over hobbelpaden door de glooiende natuur, waarbij alleen een paar koeien tegenkomen, passeren we wegwerkzaamheden. We letten even niet op en Jasper rijdt door nat asfalt. Paniek, want het teer kan de fietsbanden laten klappen. We gaan op zoek naar de eerste de beste pleisterplaats waar we een teken van leven zien – dat blijkt na tien kilometer, mind you – waar we zeker een uur bezig zijn om de boel weer schoon te krijgen. Gelukkig is de wit betegelde bar met tl-verlichting op wiens stoep we staan te poetsen open voor lunch. Zo halverwege deze warme dag smaakt de 0% Clara – een Radler – heerlijk. Volgens goed lokaal gebruik, krijgen we bij ons drankje een schoteltje ‘tapas’ cadeau, maar de barman bepaalt wat hij je geeft. Waarschijnlijk zijn het de kliekjes van gisteren. Vandaag serveert hij inktvisringetjes en een paar frietjes.
Samen met een stokbroodje met tortilla is het precies genoeg om zonder knorrende maag Zafra te bereiken. Daar zitten de Andalusiërs nog aan een taartje, ijsje en koffie. Maar wij hebben zin in een glas Tinto de Verano. Half rode wijn, half spa citroen, met een schijfje sinaasappel en veel ijs. Je kunt het overal bestellen en is heerlijk tegen de dorst. Met honger en spierpijn dwalen we door deze prachtige 12e-eeuwse stad en stuiten uiteindelijk op een chic-ig ogend etablissement. De keuken gaat pas om half negen open, maar de bar is al wel open. Na een glas wijn met wat nootjes en winegums – ik zei al dat het zoetekauwen zijn – kunnen we een smashburger bestellen. Daar doen we het voor.
Dag 4 - Supermarktravioli met tomatensaus in Mérida
De route naar Mérida is een dag van superlatieven. We rijden over de langste Romeinse brug van Europa, staan in de ruïnes van een Romeins amfitheater waar 15.000 mensen in konden én we zijn nog nooit zo chagrijnig geweest. Drie dagen op de fiets, gemiddeld tussen de zes en acht uur in het zadel, zorgt voor vermoeidheid en pijn. Vooral bij mij, want ik heb van tevoren niet genoeg getraind, denkend dat ik het ‘op karakter’ wel red, maar voorbijgaand aan het feit dat ik ook al bijna zestig ben...
Vanuit Andalusië zijn we terechtgekomen in de Extremadura, waar het al veel te lang, veel te droog is. Elke kerktoren heeft hier een ooievaarsnest. Als een soort Waar is Wally-zoekplaatje zoek ik ze steeds op. Zwart vee steekt af tegen de dorre gele vlaktes, alsof we door een levende Osborne-reclame rijden. Biggen scharrelen rond, we zien schapen, een enkele hagedis en paarden. De route telt veel glooiingen, klimmetjes en afdalingen volgen elkaar op. We rijden off-road, over een ‘dirt road’, met alleen stenen en stof. Dat we op weg naar Mérida door de grootste wijngaard ter wereld zouden komen, wisten we. Hoe eindeloos saai het is om vijfentwintig kilometer te fietsen door wijnvelden, die reiken tot aan de horizon, was vooraf moeilijk voor te stellen.
In Mérida hebben we een appartementje geboekt. Er is een wasmachine, dus morgen kunnen we gelukkig weer schoon op pad. We parkeren de fietsen op de binnenplaats en kuieren in de namiddagzon door de Romeinse ruïnes. Verder is de stad uitgestorven. Alle restaurants gaan ook hier pas om half negen open. Maar gelukkig heeft het appartement een fornuis, en dus zitten we al snel – in een aanzienlijk beter humeur – achter een bord met ravioli met tomatensaus uit de supermarkt. Op tv zien we berichten over oranje weeralarmen en overstromingen. Het noodweer dat door Zuid-Europa klettert houdt ook deze streek in zijn greep.
Dag 5 - De hond in de pot in Cáceres
Via het grootste Romeinse aquaduct voert de route naar Cáceres. In 2015 werd deze stad uitgeroepen tot de culinaire hoofdstad van Spanje. Stiekem verwacht ik dat dit een van de hoogtepunten van onze reis gaat worden. We hebben een hotel geboekt net buiten het centrum, aangezien het op vrijdag tot in de late uurtjes nog wel eens lawaaiig kan zijn in Spaanse binnensteden.
Na een prachtige rit komen we rond drie uur droog aan. De fietsen gaan op slot, springen onder de douche en besluiten even uit te rusten voordat we uit eten gaan. We liggen net op bed als er een verschrikkelijk onweer losbarst. Als we een paar uur later de stad inlopen, miezert het nog steeds. Het magistrale Middeleeuwse plein is volledig verlaten. Op een paar zaken na waar dronken gasten staan te hossen. Het is het staartje van een feestdag. Alle restaurants zijn vanavond gesloten.
Ach ja… Nu kunnen we wél helemaal alleen de oude binnenstad verkennen die als decor heeft gediend in ‘Game of Thrones’. Eigenlijk had er nu ook gefilmd moeten worden, als het niet zo hard geregend had. Overal staan middeleeuwse karren en gebruiksvoorwerpen uitgestald, afgezet met rood-witte linten. Ze worden bewaakt door jongeren met vlasbaardjes in regenjassen. Een ober staat te schuilen onder een luifel. We kunnen bij hem alleen een glas wijn en een plankje kaas en ham bestellen. We druipen af. Onderweg naar het hotel vinden we de enige zaak die rond half acht iets aan ons wil verkopen waar groenten in zitten. Pokébowls in afhaalbakjes. Ik had me wat meer romantiek voorgesteld bij mijn eetervaring in deze culinaire hoofdstad!
Dag 6 - Torta de Santiago in Plasencia
De volgende dag stoppen we ‘s ochtends voor koffie bij een dorpscafé. En voor toast met marmelade. Het knisperende geroosterde brood, de smeltende boter en de bitterzoete sinaasappelmarmelade. Het sleept me door de lastigste etappes.
Na uren fietsen door de stromende regen, heuvel op heuvel af, bereiken we de rand van de stad. Vanaf daar is het nog vijf kilometer en 120 hoogtemeters klimmen tot de eindbestemming. Als we aankomen bij het morsig ogende hotel breekt net de zon door. We zetten onze fietsen in de schuur, nemen een hete douche en hangen alle natte kleding te drogen. Het is pas drie uur, dus we zijn nog op tijd voor de lunch!
In een propvol restaurant zitten vrienden te kletsen, families een catechisatie te vieren en een paar oudjes te kaarten. De zondagslunch is hier een sociale happening. Wij eten drie gangen, in vliegende vaart geserveerd door fantastische beroepskelners. Het dessert is Torta de Santiago. Een heerlijk luchtige taart van amandelen en oranjebloesem. Het is heerlijk om na uren fietsen te kunnen afstappen en even de benen te strekken op deze historische plek. De dubbele kathedraal waar we per ongeluk tegenaan lopen, is onvergetelijk mooi. Met wat yoghurt, een toastje en wat fruit uit de winkel, eindigen we de dag en om half negen liggen we op één oor.
Dag 7 - Huevos rotos op de weg naar Béjar
We rijden de hele dag dwars over de Dehesa: een half open grasland, met glooiende boomgaarden vol kurkeiken, waar in het najaar de biggen vrij rondscharrelen om zich vol te vreten met eikels. Dat is wat het Iberico-varken zijn typerende smaak geeft. Om twaalf uur stoppen we bij een soort verlaten saloon. Stamgasten lopen binnen voor een krantje, een carajillo - een espresso met sterke drank - of een glas wijn. Boven de bar hangen de varkenspoten te rijpen. Te koop voor 145 euro. Er staat ons nog een flinke klim van drie uur over te wachten, dus ik bestel huevos rotos, verwachtend dat het roereieren zijn. Maar op mijn bord verschijnt een uitsmijter met zoute, knapperig gebakken aardappelschijven, twee in olijfolie gebakken eieren, rijkelijk bestrooid met iberico-snippers. Overheerlijk. Ik mijmer over wat ze hier onder duurzame gastronomie zouden verstaan en concludeer dat dit gerecht daar eigenlijk prima in thuis hoort, ook al leunt deze keuken sterk op vlees. Deze varkens leven een goed leven en de boer krijgt een eerlijke prijs. De voedselkilometerteller staat op 0 én doorgaans krijg je bescheiden hoeveelheden geserveerd.
De zware klim en stortbuien maken geen feest van het laatste stuk van deze etappe. Regenjas aan, kop naar beneden en de wielen laten draaien. Eindelijk komen we in het bergdorpje aan. Het hotel waar we hebben gereserveerd blijkt gesloten. We bellen de eigenaar, maar die is op vakantie. Onze boeking is pas voor morgen. We zijn samen woedend op mij, want ik heb me vergist bij het boeken. Alles lijkt verder gesloten in dit wintersportdorp. De telefoon gaat. Het is de hoteleigenaar, waar we een paar minuten eerder niet heel aardig tegen hebben gedaan. Zijn zoon is in de buurt en zal het hotel voor ons open doen. We zijn bijna dronken van geluk na dit gebaar van gastvrijheid. Als we weer een beetje zijn opgewarmd, gaan we een hapje eten, gezeten tussen de dorpelingen in een café met spiegelwand, glimmende vloertegels en rockmuziek. En we praten. “Met al die regen vind ik er geen reet aan. Tot Salamanca ga ik en geen kilometer verder”, zeg ik opstandig. Jasper laat me uitrazen en protesteert niet. Ik hoop maar dat daar gastronomisch nog wat te beleven valt.
Dag 8 - Plof-tapas in Salamanca
De volgende dag schijnt de zon en met een uitstekend humeur rijden we ons nieuw gekozen eindpunt - Salamanca - binnen. Een majestueuze stad, gevuld met roodverbrande studenten, rondstruinende toeristen, tapasrestaurants en historiek. Bijna net zo mooi als Parijs en Rome, maar culinair lijkt het meer op de omgeving rond Amsterdam CS. We zien vooral veel empenadas en hornazos. De specialiteit van Salamanca blijken gemakshapjes en ‘plof-tapas’.
Wat normaal gesproken een klein hapje bij een glas is, is hier een parade van uit de kluiten gewassen gefrituurde items die zijn uitgestald achter glas. Dralende toeristen vullen met veel overleg hun bordjes. Wij worden er niet warm van. Helaas zijn op dinsdag alle sterrenzaken gesloten. Gelukkig hebben we een kookplaat op onze kamer. Bij een dampend bord supermarktravioli laat ik me door Jasper ompraten. “De regen gaat stoppen en de route vanaf hier is easy”, zegt hij, “en in Léon kunnen we heerlijk tapas eten." Ik stem ermee in om verder te fietsen. “Maar niet meer helemaal tot Gijón, dat is me na al die regen echt te ver.”
Dag 9 - Witte aspergesoep in Zamora
Het heeft zo hard geregend dat de off-road tracks drijfzand lijken. Dat vreet de batterij leeg. We gaan de verharde weg op en mopperend, met pijn tussen mijn schouders red ik het tot de dagelijkse ‘halverwege cortado’. Dat helpt. Niet veel later rijden we op een bijna rechte weg, door het weidse Spaanse landschap. Berg op, berg af. De zon schijnt en de brem geurt. Het ruikt altijd naar eten. Rozemarijn, sinaasappelbloesem, venkel, anijs, eucalyptus. En in de plaatsen die we doorkruisen natuurlijk naar de potten en pannen die er op het vuur staan.
Om 13.15 uur rijden we over de Romeinse brug Zamora in. Alwéér een schilderachtige stad, vol kerken, kathedralen en pleinen. En we zijn op tijd voor de lunch. In een 16e eeuws parador, gaan we all out. Paradores zijn staatshotels, vaak gevestigd in historische panden. De kunst is om je niet te laten afschrikken door het deftige voorkomen. Het zijn prachtige plekken om voor schappelijke prijzen lokale gerechten en ingrediënten te proberen. We laten een aantal halve porties aanrukken. Een verrassende, koude witte aspergesoep met een tartaar van octopus, een selectie smaakvolle Zamora schapenkazen en droge worst van wildzwijn en hert, wittebonenstoof uit La Barzana. Op advies van de serveerster eindigen we met een salade van zalm en appel.
Dag 10: Salade met gepofte paprika in Benavente
Na een mooie zonnige dag en 90 kilometer op de pedalen zonder problemen, arriveren we rond half drie in Benavente. We hebben een voortreffelijke lunch in Taberna la Boda. Precies waar we zin in hadden. Jasper krijgt het bord rijst waar hij al een tijd naar uitkijkt. En ik ben dolblij met mijn rijkgevulde salade met gepofte paprika. Groente is iets waar je op deze pergrimstocht maar moeilijk aan kunt komen. ‘s Avonds willen we na een verkwikkende douche en een korte pauze opnieuw eten. Maar de zaak is dicht. Benavente blijkt een plaats op zijn retour, waar we ons in een verlaten pizzeria, met de ziel onder de arm, dan maar verheugen op het slotakkoord in Léon.
Dag 11: Een pizzapunt als geuzenmaal in Léon
We hebben de hele route nog geen pelgrim gezien of gesproken, dus trakteren we onszelf op een overnachting in de grote pelgrimsherberg. De kamers blijken wel heel spaarzaam ingericht en we horen wandelaars in de lobby opscheppen dat ze ‘tijdens deze reis’ zichzelf hebben teruggevonden. Léon staat bekend om het bruisende uitgaansleven, met de Barrio Humedo (de natte wijk) als kloppend hart. Wij gaan op zoek naar het vertier en de gezellige drukte en vooral naar die overheerlijke gastrotapas waar iedereen over schrijft. Ook al zouden we ondertussen beter moeten weten.
Het is vijf uur en er is geen kip op straat. We drinken rosado en in een leeg café proberen we Cecina de Leon Frugo, een gedroogde runderlende. We bezoeken wéér een mooi plein en een machtige dubbele kathedraal. Na rondje langs de stadsmuren besluiten we dat we het bruisende nachtleven niet gaan afwachten. Met een pizzapunt en wat gegrilde groenten vieren we het einde van onze tocht. Morgen gaan we weer naar huis.
Laat je gastronomische kieskeurigheid thuis
Het was een fantastische tocht en echt een pelgrimage. Niet van de fine dining, maar wel van goed eten, wat ironisch gezien letterlijk vertaald vanuit het Engels op hetzelfde neerkomt. Elke dag eindigden we op fascinerende plekken. Maar precies dat juiste tentje zoeken en vinden voor die geweldige lokale signatuur-tapa… vergeet het maar.
De Via de la Plata wacht op niemand. En dus is er maar een advies: eet dat wat je tegenkomt en wanneer je het tegenkomt, met zoveel mogelijk smaak en liefde op. Dat doen de Spanjaarden zelf ook. Neem vakantie van je dieet als je zo’n stuk wilt fietsen. Als je kiest voor lokale gerechten, ben je al goed bezig, want bijna alles komt hier uit de buurt en is vers. Vermijd de gelikte ‘concepten’ en loop vooral de drukke rumoerige tl-verlichte zaken binnen. Stop bij de bar, neem een glas tinto de verano en geniet van je schoteltje tapas. Laat je gastronomische kieskeurigheid thuis en geniet.